
Jurisprudentie
AO5446
Datum uitspraak2004-02-26
Datum gepubliceerd2004-03-11
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 03/01017
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-03-11
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 03/01017
Statusgepubliceerd
Indicatie
art. 26 WAHV; art. 26a WAHV; verzet; griffierecht; acceptgiro; Ingevolge art. 26a, derde lid, WAHV is degene die hoger beroep heeft ingesteld tegen een beschikking als de onderhavige slechts ontvankelijk in dat beroep na voorafgaande betaling van het verschuldigde griffierecht. De griffier van de rechtbank heeft de betrokkene bij brief van 8 augustus2003 op deze verplichting gewezen, onder vermelding dat aan de betrokkene nog een acceptgirokaart zal worden gezonden. Uit het dossier blijkt niet of aan de betrokkene een acceptgirokaart is verzonden. Evenmin blijkt, in het geval aan betrokkene wel een acceptgirokaart is gezonden, wanneer dat is geschied en of op die acceptgirokaart een (andere) betalingstermijn was aangegeven. Door de betrokkene is op 25 augustus 2003 griffierecht overgemaakt op de rekening van de rechtbank te 's-Gravenhage. Nu niet vastgesteld kan worden of voor voldoening van het griffierecht als uiterste datum 22 augustus 2003 heeft te gelden, gaat het hof ervan uit dat het griffierecht tijdig is betaald.
Uitspraak
WAHV 03/01017
26 februari 2004
CJIB 48012383
Gerechtshof te Leeuwarden
Beschikking
op het hoger beroep tegen de beschikking
van de kantonrechter van de rechtbank te Leiden
van 23 juni 2003
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het verzet van de betrokkene tegen de tenuitvoerlegging van een door de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden op 23 oktober 2002 uitgevaardigd dwangbevel ongegrond verklaard. De beschikking van de kantonrechter is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beschikking van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij het beroepschrift is verzocht om een behandeling ter zitting.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 12 februari 2004. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen dhr W.K. Vlietstra. De betrokkene is niet verschenen.
3. Beoordeling
3.1. Ingevolge art. 26a, derde lid, WAHV is degene die hoger beroep heeft ingesteld tegen een beschikking als de onderhavige slechts ontvankelijk in dat beroep na voorafgaande betaling van het verschuldigde griffierecht.
Bij brief van 8 augustus 2003 heeft de griffier van de rechtbank de betrokkene op deze verplichting gewezen, onder vermelding dat aan de betrokkene nog een acceptgirokaart zal worden gezonden. Uit het dossier blijkt niet of aan de betrokkene een acceptgirokaart is verzonden. Evenmin blijkt, in het geval aan betrokkene wel een acceptgirokaart is gezonden, wanneer dat is geschied en of op die acceptgirokaart een (andere) betalingstermijn was aangegeven.
3.2. Door de betrokkene is op 25 augustus 2003 griffierecht overgemaakt op de rekening van de rechtbank te 's-Gravenhage. Nu niet vastgesteld kan worden of voor voldoening van het griffierecht als uiterste datum 22 augustus 2003 heeft te gelden, gaat het hof ervan uit dat het griffierecht tijdig is betaald.
3.3. Ingevolge art. 26, derde lid, WAHV dient het verzet tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel te worden ingediend binnen twee weken na de betekening van het dwangbevel. Aan de betrokkene is het dwangbevel op 14 november 2002 betekend.
3.4. Het verzetschrift is gedateerd 30 november 2002 en het is blijkens een daarop gesteld stempel op 4 december 2002 ter griffie van de rechtbank ingekomen. Het verzetschrift is derhalve te laat ingediend en de betrokkene dient in zijn verzet niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3.5. Hoewel de kantonrechter in de motivering van zijn beroepen beslissing ook tot deze conclusie kwam, heeft hij in het dictum uiteindelijk het verzet van de betrokkene ongegrond verklaard. Deze beslissing kan om die reden niet in stand blijven.
3.6. Het hof zal derhalve de beschikking van de kantonrechter vernietigen en de betrokkene in zijn verzet niet-ontvankelijk verklaren.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter;
verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het verzet;
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Meester als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.

